woensdag 13 april 2011

Geur van fosielen, dieren en metalen

Foto's gemaakt op 13 april 2011.
Als ik langs station Sloterdijk fiets, ruik ik het al; de geur van steenkool. Scherp en kruidig prikkelt het in de neus. Alsof de geur de geschiedenis van de zwarte kolen vertelt. Door de haven fiets ik naar het Noordwesten, wind tegen. De Hemwegcentrale is dominant aanwezig. Ook door de grote hoeveelheden steenkool die worden aangevoerd, verplaatst en verstookt. Ons niet duurzame consumptie patroon wordt er heel duidelijk door verbeeld.

Aan de overkant van de steenkool werkplaats zie ik dat een heel perceel met bomen is gekapt. De stammen liggen netjes gestapeld, zoals je in een echt bos ook wel eens ziet. Twee groepjes bomen zijn blijven staan. Als op een slecht geschoren kin. In de middelste boom van elk groepje zit een vogelnest. Het is alsof in een vinexwijk vrijwel alle woningen rondom gesloopt worden en dat alleen een paar huizen blijven staan. Die vogel ziet het vast anders. Of denkt er niet over na. Als de jongen uitgevlogen zijn, zullen de bomen wel verdwijnen. De vogels moeten dan op zoek naar een ander bos. Dit bos houdt op steenkool te worden.

Elders in de haven wordt flink gebouwd aan tanks voor de opslag van transportbrandstoffen zoals benzine, diesel, gasolie en hun componenten en biobrandstoffen. De tanks moeten nog wit geschilderd worden, maar doen me nu al denken aan moskeeën. De windmolen ernaast roept helaas geen associaties met een minaret op. Dan zou het beeld compleet zijn.

Even later loop ik de pont bij Buitenhuizen op. Uit de machinekamer komt de geur van smeerolie. Herinneringen komen boven van tochten door de Seaway, Gateway, Tideway en Prins der Nederlanden. Dat zijn schepen van Bos en Kalis (nu Boskalis Westminster) waar mijn vader toen ik klein was weekendwacht liep. De geur vind ik misschien daarom lekker, altijd weer. Over het kanaal vaart de Gan-Dignity onder Liberiaanse vlag. Het schip vervoert olieproducten. Brandgevaar staat met grote letters op het dekhuis.

Aan de andere kant van het kanaal rijd ik Assendelft binnen. De wereld is hier anders; de geur van koeienstront en paarden. Boerderijen langs de weg. Dat er over de uitgestrekte velden ook zicht is op de haven en hoogovens doet er weinig aan af. Het voelt als platteland, ook al zitten in veel boerderijen bouwondernemingen. Voordat ik via de velden Heemskerk binnen trap, kom ik langs een gaswinningsstation. Het was me al eens opgevallen op Googlemaps.


Grotere kaart weergeven

Bij de Boet van onze Kees ga ik even naar binnen en kijk naar de vogels op het Hoefijzermeertje, waaronder vooral veel aalscholvers met nesten. Binnen heb ik een kort gesprekje met een vrouw die zich kan verbazen over mensen die zeggen: er is niets te zien. Er is immers altijd wel wat te zien. Alleen het water is al bijzonder. Het wordt aangevoerd uit de Lek en het IJsselmeer en dient als drinkwater voor Noord-Holland.

Nog even naar de zee. Iets verder moet ik er voor, maar de kortste weg is thuisblijven. Dit kan er wel bij, zeker voor de zee. Als ik aan het strand sta ruik ik haar niet. Verkouden en snot in de neus door de wind, vandaar. Als voormalig zeeman weet ik dat de Noordzee een stuk minder fris ruikt dan de Atlantische Oceaan. Toch vinden wij Nederlanders de Noordzeewind nog steeds lekker.

De hoogovens van Velzen zijn het grootste deel van de middag te zien. In Velzen ruik ik verbrand ijzer. Het moet door het lassen of werken met de slijptol zijn dat ik deze geur herken. Met de pont ga ik terug naar de zuidzijde van het kanaal. Daar zie ik het volgende schip met thuishaven Monrovia in Amsterdam arriveren. Dit maal een vrachtschip.

Geen opmerkingen: